
Tussen de IJssel en de Veluwe lag een uitgestrekt moeras dat werd ontgonnen op last van de Bisschop van Utrecht. Hierdoor kon de Bisschop steeds meer cultuurland aan zijn gebied toevoegen waar belasting geheven kon worden. Door daling van de veenbodem en het woeste karakter van de Zuiderzee had het gebied veel last van overstromingen en landafslag. De verschillende kolken die je hier kunt vinden zijn daar nog voorbeelden van.
De nieuwe bewoners in dit gebied gaven zich niet zomaar gewonnen en met hulp van het bischopdom Utrecht werden waterkeringen aangelegd zoals verhogingen, kaden en dijken waardoor toch enigzins een leefbare situatie ontstond en kon uitgroeien tot een prille samenleving “Campervenne”.
Rond 1300 ontstond er behoefte aan een eigen kerk. De Campervenner gelovigen behoorden bij de kerk van Wilsum maar hadden weinig of geen binding omdat dit aan de andere zijde van de rivier de Ijssel lag en moeilijk te bereiken was. De meesten zochten contact met geloofsgenoten aangesloten bij de Sint Nicolayskerk te Campen. Onder supervisie van deze kerk werd in Campervenne een kerkje gesticht. Aan de huidige Leidijk woonden toendertijd de meeste boeren. De plaats van het kerkje was centraal tussen de nederzettingen van de Heuvels, Leidijk, Hogeweg en Zuideinde. Deze structuur is nog steeds kenmerkend voor Kamperveen.
Toen het kerkje klaar was ontstond er behoefte aan een gezamenlijke begraafplaats. Het her en der begraven van de doden op zogenaamde “bottenackers” raakte in ongebruik. Omdat het nog immer een “ruig” en uitgestrekt gebied betrof was het vervoeren van gestorvenen naar andere kerkhoven onuitvoerbaar. Daarom kreeg men in 1330 begraafrechten. Het gebied bleef echter geteistert worden door stormvloeden en de kerk werd meerdere keren verwoest….